De kracht van inspirerende verhalen
Door Maurice van Turnhout
‘Vrolijk verantwoorden’ op het All Inclusive Festival
‘Dit festival is bedoeld om vrolijk te verantwoorden’, zegt Anneke Bax, bestuurscoördinator van het Samenwerkingsverband PO Zaanstreek, ‘en vooral om elkaar te inspireren!’
Met die woorden verklaart ze het All Inclusive Festival voor geopend. Bij de ingang van De Stoomhal wiegen ballonnen en vlaggetjes op een zomerbries. Een troubadour heet de festivalgangers welkom met Franse chansons, zichzelf begeleidend op een gitaar.
Vanaf het hoofdpodium deelt Anneke een muzikale herinnering. Ze laat haar gehoor weten dat ze geraakt is door het gedicht ‘Er zijn kinderen’ van Anouk Sameling, op muziek gezet door cellist Bart van Rosmalen. Een filmpje met een voordracht van het gedicht wordt integraal vertoond. ‘Er zijn kinderen die je kunt lezen als een boek’, begint Sameling, ‘en er zijn kinderen die met geen pen te beschrijven zijn.’
Sameling somt alle verschillende kinderen op die je als leraar in je klas kunt aantreffen en ze roept zo een beeld op van duizelingwekkende diversiteit: er zijn dromers en praatjesmakers, maar ook grapjurken, boefjes, smeerkeesjes, druktemakers, spring-in-het-velds, slimmeriken, fantasten, pestkoppen, lachebekjes, wiebelkonten, fantasten, zeurkousen, twijfelaars, gangmakers, opdondertjes die zich graag groter voordoen dan ze zijn, grote denkers die zich liever klein houden.
En ga zo maar door. De lijst is eindeloos.
Kruispuntdenken
Sofie Sergeant, hoofddocent Burgerschap en Inclusie aan de Hogeschool Utrecht, haakt aan op het gedicht met een daaropvolgende inspiratiesessie.
Geen enkel kind valt volgens Sergeant terug te brengen tot één identiteit, één aspect van de persoonlijkheid; geen enkel kind is alleen ‘een kind met autisme’. Volgens het idee van intersectionality, ‘kruispuntdenken’ in het Nederlands, zijn mensen eerder een verzameling van deelidentiteiten die elkaar kruisen. Daaruit volgt dat bijvoorbeeld een kind met autisme uit een hogere sociale klasse vaak op een ander onderwijstraject belandt dan een kind met autisme uit een lagere sociale klasse. Wie waarachtig inclusief denkt, houdt rekening met de discriminatie die plaatsvindt op de kruispunten.
Inclusief onderwijs kan volgens Sergeant tevens een hefboom betekenen voor een beter lesaanbod, want als je nadenkt over diversiteit ga je je les ‘designen’ om aan te haken op al die verschillende perspectieven.
Saaiheid is uit den boze in de klas, zegt Sergeant: ‘Onderwijs is niet een doel op zich, het is een middel tot het goede leven. Maak dus ruimte voor verrassing en verwondering in het klaslokaal. Goed onderwijs is altijd een ontvoering naar een plek die je nog niet kent. En dat werkt – zolang je een veilige context biedt, uiteraard.’
Eenvoudig is inclusief onderwijs niet, daar maakt Sergeant zich geen illusies over. Ze verwijst naar een quote van filosoof Donna Haraway: ‘stay with the trouble.’ Daarmee is niet gezegd dat onderwijsprofessionals alle trouble maar passief over zich heen moeten laten komen. ‘Het onderwijsveld is één van de braafste domeinen in de samenleving’, verzucht Sergeant. ‘We doen alles zonder morren, zelfs allerlei vervelende administratieve taken die zoveel van onze kostbare tijd opslokken. Daar mogen we best weleens wat meer collectief ongehoorzaam in zijn. Kijk dus met je school, je bestuur, je samenwerkingsverband naar wat je allemaal kunt schrappen – als het niet direct bijdraagt aan inclusief onderwijs, kan je het hoogstwaarschijnlijk missen.’
Escape room
Na haar inspiratiesessie krijgt Sergeant – gekleed in een groene overall – de sleutels van het belendende zaaltje, het ‘Kolenhok’, door haar ingericht als escape room. ‘De buitenwereld kan ons even gestolen worden’, zegt ze tegen de deelnemers. Het Kolenhok gaat op slot. Deelnemers mogen er pas uit als ze tien gouden leefregels voor inclusief onderwijs op papier hebben gezet. In groepjes van vijf of zes beginnen ze te brainstormen.
Halverwege de sessie verhoogt ‘bewaker’ Sergeant de inzet: de deelnemers krijgen via voorbedrukte briefjes een andere identiteit toebedeeld, waardoor ze gedwongen worden om bij hun brainstorm een radicaal ander perspectief in te nemen. Zo moet een IB’er van vijftig zich bijvoorbeeld verplaatsen in een kind uit groep 7 met autisme.
‘Je hebt geen leraren met perfecte persoonlijkheden nodig voor de klas’, concludeert Sergeant tijdens de bespreking van de leefregels. ‘Wat je wél nodig hebt is een zo divers mogelijk lerarenteam, zodat je kinderen concreet kan tonen wat diversiteit ís.’
‘In deze escape room zitten we hoofdzakelijk met witte vrouwen’, observeert een van de deelneemsters. ‘Toevallig zijn er nog net drie kerels bij.’
Sergeant knikt. ‘Vaak is er inderdaad nog sprake van leraren die vanuit een bubbel lesgeven aan diverse klassen. Daarom zijn conciërges of sportleraren ook belangrijk, dat zijn vaak mensen met andere levensverhalen, die andere dingen zien en op een andere manier met kinderen omgaan.’
Tentjes
Op het pleintje achter de Stoomhal is het festivalterrein ingericht. Naast de ‘barista-bakfiets’ van VSO Dynamica, waar koffie met koek wordt verstrekt, staan tentjes met presentaties van inclusieve onderwijsinitiatieven.
Zo zijn er tentjes van POINT (Passend Onderwijs voor Ieder Nieuw Talent), in het bijzonder gericht op meer/hoogbegaafde kinderen, en van de Natuurspeelacademie, gespecialiseerd in ontwerp en aanleg van ‘groen-blauwe’ natuurspeelplaatsen. Bij het laatste tentje mogen deelnemers spelletjes doen met een handicap, door bijvoorbeeld in een rolstoel te zitten of een donkere bril op te zetten die hen tijdelijk verblindt. Zo ervaren ze wat er allemaal nodig is om een natuurspeelplaats écht inclusief te maken.
In het aangrenzende Stookhuis kunnen deelnemers eveneens belevingsoefeningen doen, die betrekking hebben op onder andere autisme en dyslexie.
Verder is er een inloopsessie over het programma STOP 4-7 (Samen Sterker Terug Op Pad), waar kinderen van 4 tot 7 met gedragsproblemen training en begeleiding krijgen. En in het tentje ernaast pakt de Taalhoek uit, een pilot van Agora-Hoeksteen en Kentalis voor kinderen met TOS (taalontwikkelingsstoornis).
Onderadvisering
Het loopt tegen borreltijd als in De Stoomhal het Inclusie Café zijn deuren opent. Programmamaker, docent en schrijver Karim Amghar bestormt het podium om te spreken over kansenongelijkheid in het onderwijs.
Op de basisschool was Amghar de enige Marokkaanse Nederlander, vertelt hij, maar hij voelde zich nooit een buitenstaander – tot een leraar hem adviseerde om ‘niet te hoog te mikken’ met zijn schoolcarrière en naar vmbo kader te gaan.
‘Dat deed heel veel met me’, herinnert Amghar zich. ‘Ik was altijd een goedlachs en hulpvaardig kind, maar door mijn onderadvisering veranderde ik in een puber met een steentje in z’n schoen. Mijn omgeving had lage verwachtingen van me en ik dus ook van mezelf. Ik ging ongezonder eten, anders praten, ik kleedde me anders; ik radicaliseerde en belandde in de criminaliteit.’
Amghars ouders waren arm en hadden geen ervaring met het Nederlandse onderwijssysteem, dus ze konden hun zoon niet helpen. Uiteindelijk was het door aansporing van zijn broer dat Amghar Communicatie en Media ging studeren bij Hogeschool InHolland. ‘Daar werd ik ineens serieus genomen en kweekte ik weer hogere verwachtingen van mezelf.’
Blauwe ogen/bruine ogen-oefening
Amghar haalt een onderzoek aan van de Amerikaanse diversiteitsdocent Jane Elliott (‘een vreselijk onethisch sociaal experiment overigens’), de zogenaamde ‘Blauwe ogen/bruine ogen-oefening’. Om het effect van lage verwachtingen te onderzoeken trok Elliott in 1968 afwisselend blauwogige en bruinogige kinderen voor in de klas. Zelfs met een half uurtje per dag bleek deze discriminatie al een enorme invloed te hebben op welbevinden en leerprestaties van de kinderen.
Elliott deed voor haar onderzoek aan bewuste discriminatie in de klas, maar veel discriminatie blijft verborgen, omdat leraren zich er niet bewust van zijn – unconscious bias. Amghar vraagt de zaal om stereotypen te koppelen aan vrouwen, mannen, Marokkanen, arme mensen, en die komen in een mum van tijd naar boven borrelen: vrouwen zijn idioten achter het stuur, mannen onderdrukken hun emoties, Marokkanen zijn allemaal crimineel, arme mensen willen niet werken.
‘Zelfs als je weet dat die stereotypen nergens op slaan, tóch hoefde je er niet lang naar te zoeken op je externe harde schijf’, duidt Amghar. ‘Ze kwamen bijna als vanzelf in je op, je draagt ze onbewust in je. En daarom werken deze stereotype beelden ook door in de klas, want aan stereotypen koppelen we altijd bepaalde verwachtingen.’
Amghars definitie van inclusie komt in de vorm van een vraag: ‘Mag je jezelf zijn in de context waarin je leeft, woont, werkt?’
Het All Inclusive Festival zal zeker niet de laatste gelegenheid zijn waarop die vraag wordt gesteld in de Zaanstreek.