De kracht achter inspirerende verhalen
Door Maurice van Turnhout
‘In het onderwijs zijn we te veel gericht op individuele oplossingen’
Hoe kan het dat het aantal kinderen met een speciale onderwijsbehoefte de afgelopen jaren zo enorm is gestegen en dat een vijfde van de leerlingen in het primair onderwijs jeugdhulp ontvangt? Het zijn kwesties die Bert Wienen, psycholoog, onderwijswetenschapper en associate lector jeugd bij Hogeschool Windesheim, niet loslaten.
Bert Wienen
‘Zijn al die individuele kinderen nu zo sterk veranderd?’, vraagt Wienen zich af, ‘of zit de verandering in ons eigen perspectief en handelingsrepertoire? Ik vermoed sterk dat laatste.’
Voor zijn boek ‘Van individueel naar inclusief onderwijs’ won Wienen vorig jaar de prijs voor het Beste Onderwijsboek. Als voorbeeld van een veranderd perspectief noemt hij hierin onder andere het wereldwijd vastgestelde geboortemaand-effect, waaruit blijkt dat de relatief jongste kinderen in de klas veel meer kans maken om de diagnose ‘adhd’ te krijgen als oudere kinderen in dezelfde jaargang.
‘Volgens mij heeft dat alles te maken met wat ik de psychologisering of vercoaching van de samenleving noem’, vervolgt Wienen. ‘Als iets niet optimaal werkt, gaan we aan het individu sleutelen.’
‘Met name in het onderwijs hebben we veel last van deze individualistische manier van kijken naar problematiek. Als het op school niet optimaal werkt zoeken we individuele oorzaken, vanuit een psychologische benadering, in plaats van naar het kind te kijken als onderdeel van een groepsdynamiek. Daar komt bij dat we in een prestatiesamenleving leven, zodat geen enkele aanpassing ooit voldoende zal zijn; het kan altijd beter, sneller, met meer kansen.’
Wienen bepleit dan ook een inclusie-ideaal met een minder individualistisch uitgangspunt. ‘Hoe dragen we bij aan een samenleving waarin kinderen niet meer denken dat het aan hén ligt als ze afwijken van onze norm? Dat is nu onze opdracht.’
Wat zijn de concrete handvatten om die opdracht uit te voeren?
‘In algemene termen over onderwijs praten heeft weinig zin, want elke school is anders. Leraren en onderwijsteams kunnen samen concrete stapjes zetten richting het inclusie-ideaal. Dat leg ik uit in masterclasses over mijn boek. Daarbij moeten ze allereerst een analyse maken van hun eigen context, met hun eigen school, de buurt waarin die staat en de populatie die aan hun zorg is toevertrouwd. Leerlingen die naar het speciaal onderwijs worden verwezen, zijn in zekere zin spiegels van waar scholen nog niet goed genoeg in zijn. Wat gebeurt er als je in die spiegel kijkt?’
‘Vervolgens onderzoeken deelnemers aan de masterclass of elke leerling zich op hun school echt gezien voelt. Zijn de verwachtingen binnen de pedagogische verhouding hoog of laag? Hoe communiceer je de opbrengst van je onderzoek aan ouders en kinderen en aan je eigen onderwijsprofessionals? Want als je een vijfde van de kinderen in de jeugdhulp hebt, betekent het dat er bij een klas van vijfentwintig leerlingen vijf jeugdhulpinstanties over de schouder van de leraar meekijken.’
En dat is niet de bedoeling?
‘In het onderwijs moet het onderwijs de regie voeren en niet een andere partij. Het kan soms heel erg nodig zijn dat jeugdhulp samenwerkt met het onderwijs, maar dan moet die instantie zich wel voegen naar het ritme en de context van de school. Je moet als onderwijsprofessional tegen een jeugdhulpverlener kunnen zeggen: fijn dat je er bent, maar je betreedt hier wel ónze pedagogische context, met ónze regels en uitgangspunten; je mag komen helpen in plaats van observeren en overleggen na schooltijd.’
‘In de masterclasses die ik geef onderzoeken we onder welke voorwaarden scholen samen kunnen werken met externe partijen. Want wanneer een school daar zelf geen duidelijk idee over heeft, gaan anderen bepalen wat er gebeurt. En dan krijg je dus die wildgroei aan individuele aanpakken.’
‘Als je naar inclusief onderwijs streeft, moet je de specialismen van jeugdhulpinstanties volgens mij niet inzetten voor individuele kinderen, maar ombouwen naar een context waardoor er meer kinderen aan mee kunnen doen. Want in een klas zitten al die individuen niet als een soort geïsoleerde eenheden naast elkaar: het kind met adhd reageert op een kind met hoogbegaafdheid, dat vervolgens weer reageert op een kind waarvan de ouders net gescheiden zijn. Ze interacteren allemaal met elkaar!’
Welbevinden gaat voor leren, dat is een bekende frase uit het onderwijs. Onderschrijft u dat?
‘Dat lijkt me een voorbeeld van het soort individualistische denken dat ik bekritiseer; het idee dat het kind zich eerst moet welbevinden en dán pas kan leren. Pedagogisch gezien kun je daar vraagtekens bij plaatsen. Ik zou het liever omdraaien: leren gaat voor welbevinden. De meeste kinderen gaan zich namelijk pas goed voelen áls ze leren. Als je thuis uit een rotsituatie komt, is het dan niet heerlijk dat de leraar jou even ziet, dat je in een groep komt waar je thuishoort en waar je gewoon mag gaan rekenen, zodat het niet weer meteen gaat over jouw rotsituatie?’
‘Je kan je bovendien afvragen of een mens in situaties van extreem welbevinden wel tot leren komt. Als je tot over je oren verliefd bent leer je bijvoorbeeld niet, dan kan je er met je hoofd niet bij blijven. Leren is meters maken, oefenen; je moet soms dingen doen die je niet leuk vindt en dat voelt niet altijd even lekker. Dat hoort er gewoon bij.’
Hier proef ik uit uw woorden: we mogen als onderwijs best een beetje strenger zijn.
‘Ja, streng wat betreft hoge verwachtingen en duidelijke regels, maar altijd met de pedagogische relatie als borgpen. Daarom is het ook zo erg dat we in Nederland het meest minimale niet op orde hebben: er zijn leerlingen die niet eens een pedagogische relatie hébben, want bij hen staat er geen leraar voor de klas.’
Het lerarentekort is een bekend obstakel. Hoe maak je het beroep van leraar weer aantrekkelijk?
‘Ik heb wel een idee. Waarom organiseren we het niet zo dat alle studenten van psychologische en sociale opleidingen die iets met kinderen willen doen eerst eens een paar jaar voor de klas staan? Daarmee sla je twee vliegen in één klap: de jeugdhulp leert zo de schoolcontext van binnenuit kennen en er blijven altijd wel een aantal goede mensen in het onderwijs plakken.’
‘Verder mag het onderwijs meer trots op het vak uitstralen. Als school mag je aan het begin van een nieuw schooljaar best tegen ouders zeggen dat ze niet alleen betrokkenheid moeten tonen bij hun eigen individuele kind, maar dat ze als groep medeverantwoordelijk zijn voor álle leerlingen. Ook in dat opzicht zijn hoge verwachtingen gerechtvaardigd.’